Al enige tijd heb ik geen kunst-beschouwelijke zaken gepost.
Ik verstond de kunst nog wel, maar door visueel ongemak was kijken naar kunst wat lastig. Bovendien bekroop mij steeds meer het gevoel dat schrijven over kunst(uitingen) in het algemeen steeds minder lezers uitnodigt om met eigen ogen te gaan zien wat er te kijk staat in musea, gebeurt in theaters of in de publieke ruimte. Terwijl dat toch de bedoeling is.
Als de onvermijdelijke Ralph Keuning in talloze tv-spots zeer dwingend de tentoonstelling van Giacometti en Chadwick in ‘De Fundatie’ aanprijst, ga je er naar toe zonder er eerst over te lezen. En dan blijkt dat de beelden gelukkig voor zichzelf spreken en geen tekst nodig hebben.
Goede kunst heeft goede verstaanders nodig en is gebaat bij minder betweterige uitleggers of verklaarders, recensenten, critici en essays. Goede kunst (kunst die ik goed vind) spreekt vanzelf. Waarom zou ik wat ik goed vind ter discussie stellen? Of dat doen met kunst die ik niet goed vind? Waarom zou een ander daar niet van kunnen/mogen genieten? Ik verdedig natuurlijk nog wel wat ik goed vind, dat kan ik niet laten, maar dan liever live dan laf (= schrijven).
Op een prachtige zonnige decemberdag is het heerlijk om langs en op de dijk bij het IJsselmeer van Molkwerum (Molkwar) naar Stavoren (Starum) te lopen. Peinzend over bovenstaande dacht ik aan een van de 11-steden fonteinen die we deze zomer in Stavoren gingen bekijken.
Toen een drukbezochte attractie. Nu, zoals te verwachten was, een desolaat ‘Fremdkörper’ in een nog steeds rommelige omgeving. Bovendien was het nu geen fontein meer. Geen vrolijke klaterende bedriegertjes. Een leeg bassin.
Het maakte me duidelijk dat fonteinen eigenlijk in warme landen thuishoren en daar, behalve een centraal punt zijn op een plein, ook een verkoelende functie hebben. Door de te verwachten opwarming van de aarde heeft Friesland misschien toch een vooruitziende blik gehad? Dan dat plein nog!
Omdat ik op het treintje terug moest wachten, liep ik langs de binnenhaven van Stavoren waar een vers verwijsbord stond naar het ‘Blokhuis’. Ik keek in de richting van de pijl en stond als aan de grond genageld.
Wat een onverwacht bouwwerk! Het deed op het eerste gezicht denken aan het kunstwerk van Libeskind in Almere (waar dit jaar op werd geattendeerd, geheel gerestaureerd, tijdens de Open Monumenten-dagen).
Wat een intrigerend geheel! Goed van verhoudingen en materiaalcombinaties. Het licht viel er mooi doorheen. Helemaal op z’n plek. Het leek niet direct een duidelijke functie te hebben.
Gewoon kunst, dus. Op een bordje bij een van de toegangsbruggen stond dat het een kunstwerk was, dus dat had ik goed gezien.
Aan de zijkant van een loopbrug waren twee mannen doende met een slijpschijf en een lasapparaat. Uit het praatje dat ik met ze maakte bleek dat ze bezig waren om het plexiglas in de vitrines onder de loopbrug te versterken, omdat men bang was dat het komend vuurwerk vernielingen aan zou richten. Ik begreep dat het de bedoeling was dat door de vensters archeologische vondsten te zien zouden zijn. Ze wisten niet wie de maker van het ‘kunstwerk’ was (‘Een of andere projectontwikkelaar…’). Later zag zag ik dat een deel nog niet af was.
Thuis natuurlijk het een en ander gegoogeld, en ja hoor: ook hier weer, net als bij het fonteinen-project de bekende stommiteiten.
En het is niet eens bedacht/gemaakt door een kunstenaar…
Ik vond het indrukwekkender dan welke 11-stedenfontein dan ook.
Wat ik daar zag en beleefde versterkte mijn voornemen om te stoppen met dit blog in deze vorm.
Niet alleen door het weer moedeloos makende onbegrip dat blijkt uit hoe het ‘Blokhuis’ tot stand is gekomen, (nog?) niet is afgemaakt en en zelfs afgebroken dreigt te worden -dat zou juist de kunstmissionaris in mij moeten motiveren- maar ook omdat het veel verrassender is om overvallen te worden door iets onverwachts, dat als kunst te beleven en als je nieuwsgierig bent geworden je er verder in te verdiepen.
Dat neemt niet weg dat ik mijn website nog in stand houd en ga gebruiken om er verslag te doen van mijn eigen kunstgeknutsel. Al een tijd ben ik bezig, deels ingegeven door wat ik nog wel zie (of juist niet meer zie), met ‘wat zien we nou eigenlijk?’.
Onder de werktitel ‘Platoonse Plaatjes’ werk ik aan een project met een mix van dia/film-projecties, kijkdozen en aangetaste en onvolledige beelden.
Er is een miniatuur museum in een transportkist waarbij het geëxposeerde alleen te zien is op een beeldscherm.
De komende tijd zal ik u op dit blog onregelmatig op de hoogte houden van wat mij bezighoudt tijdens het nadenken over en maken van dit project.
Hopelijk wordt u nieuwsgierig gemaakt als u er over leest en gemotiveerd om in de zomer van 2019 te komen kijken. Dan wil ik een en ander exposeren.
– Je gaat het (dan) pas zien, als je het (niet eerst) door hebt –