Kunstcollecties van verzamelaars zijn vaak zo omvangrijk en kwalitatief van zo’n hoog gehalte, dat er nieuwe musea worden op- en ingericht met privé kapitaal, bijvoorbeeld in Wassenaar (Voorlinden) of In Gorssel (More). De eigenaar van de kunstwerken heeft dan niet meer alleen de rol van liefhebber/verzamelaar, maar profileert zich dan, al dan niet met de hulp van anderen, als museumdirecteur en curator.
Musea als het Kröller-Müller, het Van Abbemuseum en het Ludwig in Keulen zijn zo ontstaan.
Meestal verzamelden liefhebbers, daarin vaak geadviseerd door deskundigen, wat in een bepaalde periode actueel en in de mode was. Dat heeft in veel gevallen nogal tot eenvormigheid geleid. Steeds dezelfde kunstenaars en, afhankelijk van het te besteden kapitaal en de beschikbare kunstwerken op de markt, grote verschillen in kwaliteit.
In de inmiddels afgelopen televisie-serie, ‘Tuinen van Verwondering’, reisde Ernst Veen, oud-directeur van o.a. de Hermitage in Amsterdam, langs particuliere beeldentuinen. Ook hier voor het merendeel grote namen, waar overigens erg weinig achtergrondinformatie over werd gegeven. De kennelijk zeer ruime budgetten en de ruime locaties maakten vooral indrukwekkende formaten mogelijk waarbij Veen steeds niet verder kwam dan zich herhalende superlatieven, met hinderlijke dooddoeners en gehum als een deskundige iets over de kunst wilde zeggen. Presenteren is ook een vak….
In Madrid vond ik de collectie die is bijeengekocht door Theyssen-Bornemisza tegenvallen, voor wat betreft het meer hedendaagse deel. Ook weer alle grote namen, maar nauwelijks toppers. Het Museu Berardo in Lissabon daarentegen heeft bijzondere werken van toonaangevende 20e eeuwse kunstenaars, die ik voor een deel niet kende of eerder had gezien.
In de recente opstelling is een chronologische volgorde aangehouden met steeds een korte, duidelijk geformuleerde, toelichting per periode en stroming. Eigenlijk wel een verademing om het weer eens zo gepresenteerd te krijgen. Er zijn hiaten, maar wat er te zien is verrast en is mooi en ruim geëxposeerd in een prachtig gebouw.
De kunstwerken die me zijn bijgebleven laat ik zien in een willekeurige volgorde.
Ronald B. Kitaj was een kunstenaar die moeilijk is onder te brengen in een bepaalde stroming. Dit werk wordt geplaatst in de Pop-Art periode, maar, net als Hockney, is hij een heel eigen koers gaan varen. Zijn onderwerpen blijven dicht bij huis (waarmee hij de Pop-Art trouw blijft) maar de manier van schilderen en het gebruik van persoonlijke verhalen wijkt daar van af.
De Staël was ook weer zo’n einzelgänger. Aanvankelijk werkzaam in het Parijs van de kubisten, bevriend met Delaunay en Arp, zou hij in zijn latere werk als voorloper gezien kunnen worden van abstract-expressionisten als de Kooning, maar dan met Russisch sentiment.
Een vroeg werk van Jackson Pollock, die we natuurlijk vooral kennen van de ‘dripping paints’, dat naadloos aansluit bij het schilderij van Asger Jorn, dat ernaast is opgehangen.
In dezelfde zaal twee vroege, kleine werken van Mark Rothko, waarin nog geen sprake is van zijn latere esoterische kleurvijvers. Ingetogen, schuwe schilderijtjes die in niets een voorbode zijn van waar nu iedereen zich voor verdringt en in verdrinkt.
Naast allerlei andere registraties van dagelijkse handelingen en gebeurtenissen, ondergebracht in archieven en verzamelingen maakte On Kawara dit soort datum-schilderijen. Bijzonder is hier dat het (en zo hoort het!) wordt geëxposeerd met de bijbehorende doos waarin de krant van die dag en het schilderij worden bewaard.
Mijn hart maakte een sprongetje toen ik dit kijkkastje tegenkwam van Joseph Cornell. Ik ontdekte hem in het MOMA in New York en zijn werk is ondervertegenwoordigd in collecties in Europa. Of in ieder geval wordt het weinig getoond.
Naast de vaste opstelling toont het museum ook hedendaagse, Portugese, kunstenaars. Omdat ik houd van verwijzingen en associaties, sprak het werk van Angela Ferreira (’58) mij erg aan (en natuurlijk ook omdat ik een fan ben van Bob Dylan).
Op een stellage, die verwijst naar de tribune van Tatlin, werd een opname uit de Hard Rain Tour (’78 in Mozambique) van Bob Dylan, met het nummer Mozambique, op een transparant scherm geprojecteerd. Op de andere zijde was de film ‘Makwayela” (’77) van Jean Rouch zichtbaar, met dansende mensen die de dekolonisering van Mozambique vieren. Op een andere plek in de zaal stond een rek met affiches voor een film van Godard, ‘birth of a nation’ over hetzelfde onderwerp en uit dezelfde periode (hij was gevraagd om een TV-station op te zetten in Mozambique). De installatie gaat over niet gerealiseerde ontwerpen die dienst moesten doen in een revolutie of, anders gezegd, over de roes van de bevrijding en de kater later…..
Dank je wel, José Berardo, je hebt je geld erg goed besteed! En je vraagt niet eens entree; er bestaat nog kunst-altruïsme.
Het gat dat met het vertrek van Jeanne Prisser is geslagen in de beschikbare leesbare, kritische maar toch enthousiasmerende kunstbeschouwingen zou zo maar door jou kunnen worden gevuld. Heeft de Volkskrant al gebeld? Ik kijk nu nog meer uit naar ons bezoek aan NY binnenkort en jouw ‘guidance’!
Bedankt voor de rondleiding. Ben ik toch een beetje in Lissabon geweest. De Stael en Cornell zijn geweldig, mooi om voor mij nieuwe werken te zien.
Na bijna 30 jaar lijkt een bezoek aan Lissabon extra luister te kunnen krijgen door een bezoek aan het Berardo museum. Fijn dat je zo mooi een indruk geeft van wat er is te zien. Ook het gebouw en omgeving alleen al laten me verlangen naar een tweede keer Lissabon!