Na een periode waarin ik mijn ogen moest ontzien verlangde ik weer erg naar kunstkijken.
Een voorzichtig begin om er weer in te komen werd de tentoonstelling van Iza Genzken, ‘Mach Dich Hübsch!’ in het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Wat me het meest aantrok, kleine opstellingen op sokkels, bleef vaag in de verte.
Door de versperringen kon ik er niet dicht genoeg bij komen om het goed te kunnen zien. De grote installaties konden me niet boeien. Ik wist niet wat ik zag, misschien door ontwenningsverschijnselen. Ik moest mezelf blijkbaar nog ontzien.
Volgende revalidatiepoging was Kirchner in het Singermuseum in Laren. In mijn visuele geheugen had ik vooral de grafiek van ‘die Brücke’ in mijn hoofd, die ik prachtig vind (ooit gezien in Berlijn) en de sprekende kleuren van het Expressionisme. Dat viel tegen (misleidende titel van de tentoonstelling: ‘paradijs in de bergen’….).
Het werk was voornamelijk geleend van het Kirchnermuseum in Davos (de muurbloempjes uit het depot?) en straalde een akelig soort levenslust uit. Beperkte inspiratie door voornamelijk in het bos rennende naakten en uitdrukkingsloos kijkende gezichten.
Sombere boel, met gedoodverfde kleuren die hadden kunnen spetteren, zoals bij Jan Wiegers, zijn vriend van ‘De Ploeg’, waarvan een mooi portret te zien was. Er was helaas weinig grafiek, wel een aantal tekeningen dat beter tussen zuurvrij karton in de la had kunnen blijven.
Gelukkig zag ik het licht weer bij de tentoonstelling met het werk van Jan Schoonhoven in Schiedam.
Balsem voor het oog. Die had ik hard nodig.
In Schiedam komen zijn reliëfs prachtig uit, met veel tussenruimte in rustig uitgelichte zalen. Wat is en blijft dit werk toch ontroerend mooi. Steeds dat poëtische moment, zoals herman de vries het noemt. Bij mij veroorzaakt het kijken naar zijn witte, ruimtelijke patronen een meditatieve stilte, waarin harmonie heerst en lawaai wordt buitengesloten.
In de film over de verbouwing en herinrichting van het Rijksmuseum kan een conservator zijn teleurstelling niet verbergen, als op een veiling een werk van Schoonhoven aan zijn neus voorbijgaat. Jammer, ja, want samen met bijvoorbeeld een Ruysdael zou het een prachtig ensemble hebben gevormd. En dan heel wat subtieler dan Rembrandt met Anish Kapoor, zoals op dit moment is te zien in het Rijksmuseum.
Het licht dat zo belangrijk is in het werk van Schoonhoven speelt, samen met de duisternis, ook een rol in het museum Kranenburgh in Bergen, waar de tentoonstelling ‘silence out loud” te zien is, samengesteld door Joost Zwagerman. Ook daar een Schoonhoven, opgenomen in een overvolle opstelling met veel uitersten. Heel veel verbanden ontgaan mij en na de 1e zaal doe ik ook geen moeite meer om zijn keuzes te begrijpen. Te gezochte combinaties die elkaar eerder tekort doen dan versterken. In mijn beleving vooral kabaal om de stilte te verdrijven. Ondanks de geluiddempende vloerbedekking en de inmiddels niet meer verplichte sloffen.
Leed J. Z. aan horror vacui en was hij bang voor de stilte?
Maakt licht geluid en is het doodstil in het donker?
Wat een verfrissend eerlijke observatie-tour door de hallen der kunstelheden, een verleiding naar echte stilte, dank!
Is het misschien het menselijk falen, dat overvol en druk, druk, synoniem zijn komen te staan voor het kijken.
We kijken wel maar zien vaak niets meer.