De afgelopen week stond in het teken van taal. In Bergen was nog de zinnige tentoonstelling over Lucebert, bij de oogarts in Sneek werd ik letterlijk getest en in Groningen was woordelijk Werkman.
Wat ik zie kan ik verwoorden, een goede tekst veroorzaakt verbeelding. Maar tekst en beeld vallen zelden samen. Zoals bij de vaas en de twee gezichten: ik blijf het een of het ander zien. Alhoewel, na enige oefening….
De tentoonstelling met werk van Lucebert was letterlijk en figuurlijk een feest. Geen “De Feesten van Angst en Pijn” van Paul van Ostaijen, waaruit ik onlangs las:
en waarin prachtig geschreven taal samengaat met de beelden die door de letters en de zinnen worden opgeroepen.
Beeldtaal en taalbeeld. Van Ostaijen is woordenschilder, soms cynisch. Lucebert is vaak ironisch. Hij is een schilderende schrijver. Een taaltekenaar.
Het werk van Lucebert heeft een eigen dimensie. Klinkende woorden: grafisch geluid. Verbale verf, letterlawaai. Dat is in Bergen goed getoond. Ook door het in scene gezette atelier van Lucebert. Geen getrouwe kopie of reconstructie, maar een 3-D interpretatie afgeleid van oorspronkelijke foto’s. Goed gedaan, met oog voor detail en sfeer.
Bedrieglijk echt (geprinte schilderijen op linnen). Leuk ook om overal aan te mogen zitten. Ik voel me een indringer. Je laat niet zomaar iemand in je atelier. Ongepast, ondanks het besef dat het allemaal, althans de “kunst”, nep is…
Zelfs het trappenhuis was verlucebert.
Taaltrap? Traptaal?
Wonderlijk hoe visuele waarneming en taalgebruik door Lucebert worden verwoord tot unieke beelden. Ook als er geen tekst in zijn werk voorkomt, is het toch verhalend en wordt het als het ware gedeclameerd. Je kunt kleuren lezen, vormen horen en woorden zien zonder er direct een letterlijke betekenis aan te geven. Geen geheimschrift, want direct zichtbaar en zonder verborgen betekenissen. Maar wel voor velerlei uitleg vatbaar.
In de gang van het Antoniusziekenhuis in Sneek, waar ik moet wachten op de lettertest van de oogarts (dat zou een B kunnen zijn, maar misschien is het een D…) , ontdek ik voor mij onbekend werk van Corneille. Verrassend door de combinatie van, weer, beeld en tekst.
Het blijft vaak een praatje bij een plaatje. Op de een of andere manier hoort het wel bij elkaar, maar de tekst heeft niet dezelfde beeldende kracht als de schilderingen en het beeld roept bij mij geen woorden op. Geen dubbeltalent?
Bij Werkman in Groningen zie ik weer een andere uiting van letterliefde. Het gebeurt vanuit de wil om te reproduceren en dat wordt gedaan door een drukker met een feilloos grafisch oog. Iedereen die vroeger wel eens (school)krantjes in elkaar heeft geknutseld en gestencild herkent in zijn productiewerk in opdracht (ook te zien in het Groninger Museum) dat sensationele gevoel: ik maak iets wat je kunt verspreiden! Bijzonder in veelvoud!
Bij Werkman lees ik niet. Hoe durf ik nog een andere betekenis te geven aan letters in een door hem bepaalde volgorde, als je dit ziet? Het vertelt zo al genoeg! Zinnig van zichzelf. Geen schilder, deze Werkman. (Ook zijn zoon, waarvan ik eerder werk zag in de drie-generaties-tentoonstelling in Dr8888, blinkt daar niet in uit. Dochter Fie, hier overbodig vertegenwoordigd, heeft misschien pa’s compositietalent geërfd, niet zijn vakmanschap). Maar persvaardigheid, drukrolgevoel en inkt in de aderen zijn aanwezig in Groningen (het net ververste linoleum in de zalen rook nog heerlijk naar lijnolie!). Natuurlijk, het dramatische verhaal van de executie is onvermijdelijk voelbaar, maar wat een licht in donkere tijden en wat een niet te onderdrukken optimistische uitingsdrang! Letterlijke verhalen. Nergens zwaarmoedig, maar ook niet lichtvoetig. Serieus en humoristisch.
De foto’s worden uitvergroot als je er op klikt!
Je bent duidelijk aangeraakt door Lucebert – met de fraaie woordvondsten en alliteraties. En deze voor mij onverwachte combinatie van Lucebert, Van Ostaijen, Corneille en Werkman levert echte meerwaarde op bij het kunstkijken. Dank je!